De Grote Illusie van de Psychologie

Hoe Freud de zonde medicaliseerde en de ziel afschafte.

In de pantheon van de moderniteit zijn er weinig figuren die zo’n diepe stempel hebben gedrukt op ons zelfbeeld als Sigmund Freud. Zijn psychologische drievuldigheid – het Id, het Ego en het Superego – is meer dan een klinisch model; het is de onofficiële catechismus geworden van de moderne mens die God heeft verlaten. Het is een wereldbeeld dat, hoewel vaak onbewust aanvaard, een fundamenteel geperverteerd beeld van de menselijke natuur schetst. Het is tijd voor een autopsie, voor een dissectie van dit gedachtegoed vanuit het enige perspectief dat de mens in zijn totale waarheid kan zien: het katholieke geloof.

De Gespleten Mens van Freud: Een Frankensteiniaans Monster

Volgens de Freudianen is de mens een gespleten wezen, een slagveld van tegengestelde krachten. Aan de ene kant hebben we het Id: het rauwe, ongetemde beest. Het is de krioelende massa van dierlijke driften, lusten en verlangens, volledig amoreel en enkel gericht op onmiddellijke bevrediging. Dit is de mens zoals de moderne, materialistische wetenschap hem graag ziet: een geëvolueerd dier, een product van blinde, evolutionaire krachten, ontdaan van elke goddelijke vonk.

Daartegenover staat het Superego: de geïnternaliseerde cipier. Dit is niet de stem van God, niet het geweten in zijn ware zin, maar een samenraapsel van maatschappelijke regels, ouderlijke geboden en culturele verwachtingen. Het Superego is de zedenmeester die de zweep hanteert, maar wiens autoriteit niet is gestoeld op objectieve waarheid, maar op de willekeur van de samenleving.

En tussen deze twee tirannen in bevindt zich het Ego, de arme, overbelaste manager. Het Ego moet constant onderhandelen, schipperen en de vrede bewaren tussen de blinde drift van het beest en de strenge eisen van de maatschappelijke opvoeder. De mens is in deze visie geen geïntegreerd wezen, maar een wankel compromis, een soort Frankensteiniaans monster, samengelapt uit dierlijke instincten en sociale conditionering. Hij is niet vrij, maar gekooid.

De Katholieke Visie: De Mens als Imago Dei

Hoe schril is het contrast met het katholieke mensbeeld. De Kerk leert ons niet dat de mens een beest is dat getemd moet worden door de maatschappij. Nee, de mens is geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God (Imago Dei). Hij is van nature goed. Zijn verlangens, in hun oorspronkelijke vorm, zijn niet beestachtig, maar gericht op het goede, het ware en het schone – uiteindelijk op God Zelf.

Het probleem is niet ons zijn, maar onze wil. Door de Zondeval is onze wil ongeordend geraakt. Onze verlangens zijn niet inherent slecht, maar ze zijn losgeraakt van hun ware doel. We zoeken oneindig geluk in eindige dingen, we verafgoden het geschapene in plaats van de Schepper. Wat de moderne wereld “verslaving” noemt en medicaliseert als een falen van het Ego om het Id te controleren, is in wezen wat de Kerk al duizenden jaren zonde noemt: een manifestatie van een ongeordende wil die zich afkeert van God.

En wat Freud het Superego noemt, is in werkelijkheid een zwakke afspiegeling van wat wij het geweten noemen. Het geweten is geen product van sociale druk. Het is de scintilla animae, de vonk van de ziel, de stem van God die in de diepte van ons wezen spreekt en ons herinnert aan de wet die in ons hart is geschreven. Het is een directe, intieme lijn met de objectieve morele orde. Het is niet de vraag of stelen verkeerd is omdat de maatschappij dat vindt, maar omdat God de Schepper van orde is, en stelen een daad van wanorde is die ons verwondt en van Hem verwijdert. Dit universele besef is waarom men, van de Amazone tot in Noord-Korea, weet dat verraad en moord verwerpelijk zijn, onafhankelijk van enige Freudianse analyse.

De Noodzaak van een Herijking

Het wereldbeeld van Freud is niet onschuldig. Het heeft immense implicaties. Als de mens slechts een dier is, beteugeld door de staat, dan wordt de staat de hoogste autoriteit. Als er geen objectieve moraal is, enkel een Superego, dan kan de moraal naar believen veranderd worden. Als onze diepste problemen slechts psychologische storingen zijn, dan zoeken we oplossingen in therapie en medicatie, en vergeten we de biechtstoel, het gebed en de genade. We zoeken dan niet naar verlossing, maar naar aanpassing. We proberen niet de kooi te ontstijgen, maar hem comfortabeler in te richten.

We leven nu in de wereld die door dit soort denken is vormgegeven. Een wereld die de mens vertelt dat zijn diepste verlangens duister zijn, dat zijn geweten een illusie is, en dat zijn redding ligt in het managen van zijn eigen innerlijke conflict.

Het is de taak van de katholiek om dit valse evangelie te doorprikken. We moeten terugkeren naar een juist begrip van onszelf. We zijn geen dieren in een kooi. We zijn koningskinderen, gevallen maar niet hopeloos, met een geweten dat ons roept en een wil die, met de hulp van Gods genade, geordend en geheeld kan worden. De weg naar heelheid ligt niet in een eindeloze onderhandeling met onze vermeende innerlijke demonen, maar in de nederige en moedige daad van het richten van onze hele ziel op God.

De Freudianse mens is veroordeeld tot zijn kooi. De katholieke mens heeft de sleutel gekregen. Het is de hoogste tijd dat we die weer leren gebruiken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *