“Als het maar goed voelt”

Over de tirannie van het gevoel en de zoektocht naar ware vreugde

We leven in een tijd die geobsedeerd is door gevoel. “Als het maar goed voelt,” is het adagium dat als een onzichtbare hand ons handelen stuurt. Het is de ultieme rechtvaardiging voor keuzes op het gebied van relaties, carrière en zelfs moraal. Deze cultus van het gevoel belooft ons een staat van welzijn, een soort innerlijke harmonie die binnen handbereik zou moeten liggen als we maar de juiste keuzes maken, de juiste ervaringen najagen.

En toch, als we eerlijk zijn, zien we een paradox. Ondanks deze voortdurende jacht op het goede gevoel, heerst er een diepe, onderhuidse onrust. Een fundamentele angst. We voelen van alles, vaak tegelijk en in tegenspraak met elkaar. We kunnen ons tot iets of iemand aangetrokken voelen en tegelijkertijd afgestoten worden. We verlangen naar rust, maar jagen de prikkels na. We streven naar verbinding, maar koesteren onze individualiteit. Dit innerlijke landschap is geen serene tuin, maar een web van complexe, vaak tegenstrijdige draden. De vraag dringt zich op: wat is dat ‘voelen’ eigenlijk waar we zo naarstig naar op zoek zijn?

De Illusie van het Authentieke Gevoel

De moderne wereld, ontdaan van de hiërarchische en traditionele structuren die denkers als De Bonald en De Maistre als essentieel beschouwden, heeft het individu soeverein verklaard over zijn eigen waarheid. Gevoel is hierbij de troon geworden. Maar is dit gevoel wel zo authentiek als we denken? De Franse denker René Girard heeft op meesterlijke wijze de “romantische leugen” ontmaskerd: het idee dat onze verlangens spontaan uit ons diepste zelf opborrelen. Girard toont aan dat ons verlangen fundamenteel mimetisch is: we begeren wat de ander begeert. Ons verlangen is geen rechte lijn tussen ons en een object, maar een driehoeksverhouding waarbij een model ons voorgaat en het object begeerlijk maakt.

Dit inzicht is cruciaal. De carrière die we najagen, de partner die we zoeken, zelfs de spirituele ervaring die we verlangen – hoe vaak is dit niet een echo van de verlangens van de mensen om ons heen, van de beelden die de cultuur ons voorspiegelt? Dit mimetische spel leidt onvermijdelijk tot rivaliteit. Als we hetzelfde begeren, worden we concurrenten, wat een constante staat van spanning en onzekerheid creëert.

De socioloog Jacques Ellul zag een vergelijkbaar mechanisme in wat hij ’techniek’ noemde: de obsessieve focus op efficiëntie in alle domeinen van het menselijk leven. Ook ons gevoelsleven is onderworpen aan deze ’techniek’. Er zijn methodes, therapieën en producten die ons beloven efficiënter gelukkig te worden. Maar deze mechanisering van de ziel, zoals Ellul waarschuwde, leidt niet tot bevrijding maar tot een nieuwe vorm van slavernij, een “technologische samenleving” waarin de mens zelf een instrument wordt.

De Diagnose van het Rusteloze Hart

De kern van ons probleem is echter niet modern, maar tijdloos. Het is de conditie van het menselijk hart zelf. Niemand heeft dit dieper doorgrond dan de heilige Augustinus. Zijn beroemde belijdenis – “Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U” – is de sleutel. Augustinus begreep dat menselijk verlangen inherent grenzeloos is, omdat het ten diepste een verlangen is naar het Oneindige, naar God zelf.

Het probleem is niet het verlangen zelf, maar de wanorde ervan. Augustinus spreekt over de ordo amoris, de juiste orde van de liefde. We zijn geroepen om God lief te hebben boven alles, en al het andere in relatie tot Hem. De moderne onrust komt voort uit een fundamentele wanorde: we behandelen eindige goederen – succes, genot, erkenning, zelfs een ‘goed gevoel’ – alsof ze het oneindige antwoord zijn op ons diepste verlangen. En dus raken we onvermijdelijk teleurgesteld.

We zien dit in het leven van alledag. Na het afstuderen volgt de vraag: “Wat nu?”. Na het bereiken van een carrièredoel, de leegte. De constante cyclus van verlangen, tijdelijke bevrediging en de terugkeer van de onrust is het lot van een hart dat zijn ware ankerpunt mist. Dit is geen psychologische storing; het is een spirituele realiteit. We zoeken in het fysieke en materiële naar een oplossing voor een probleem dat in de geest en de ziel geworteld is.

Een Pad naar Ordening

Wat is dan het pad voorwaarts? Het is geen pad van eliminatie van gevoel, maar van de heiliging ervan. Het is de weg van de mystici, zoals Johannes van het Kruis, die ons leert dat de “donkere nacht” nodig is om onze verlangens te zuiveren en ze los te maken van de afgoden waaraan we ze hebben gehecht.

Het is ook het pad van Henri Nouwen, die ons eraan herinnert dat we onze waarde niet vinden in wat we presteren of voelen, maar in het besef de “geliefde van God” te zijn. Door onze gebrokenheid en onze rusteloze gevoelens niet te zien als een teken van falen, maar als de plek waar God ons kan ontmoeten, verandert alles. Compassie, zo stelt Nouwen, is de moed om met anderen af te dalen naar die plekken van zwakte en pijn.

De grote katholieke denkers en heiligen bieden geen eenvoudige techniek voor een pijnloos leven. Ze bieden iets veel radicalers: een heroriëntatie van ons hele wezen. Ze nodigen ons uit om onze tegenstrijdige gevoelens, onze onstuimige verlangens en onze diepste angsten niet te onderdrukken of te ontvluchten, maar ze te brengen voor het Aangezicht van Christus. In Hem zien we de perfecte integratie van het menselijke en het goddelijke, van lijden en heerlijkheid.

Het moderne streven om je altijd goed te voelen is een uitputtende en onmogelijke taak. Het christelijk geloof stelt een ander doel: heiligheid. Dat is niet een staat van gevoelsmatige perfectie, maar een voortdurende beweging van het hart naar zijn Oorsprong. In die beweging, in dat geordende verlangen, ligt niet de afwezigheid van strijd, maar de aanwezigheid van een diepe, onderliggende vrede die de wereld niet kan geven. Daar, en alleen daar, vindt ons rusteloze hart zijn ware thuis.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *