De Balk in ons Eigen Oog: Een Kritiek op het Gepolitiseerde Christendom

Er schuilt een diepe en pijnlijke paradox in de hedendaagse Kerk. Een beweging, geboren uit een van de meest fundamentele en nobele deugden van ons geloof – de verdediging van het onvervreemdbare recht op leven – is in toenemende mate de taal en de methoden van een seculiere politieke machtsstrijd gaan spreken.

Met spandoeken, demonstraties en een retoriek van culturele oorlogsvoering wordt een strijd gevoerd die, hoewel goedbedoeld, haar spirituele ankers dreigt te verliezen. De verdediging van het leven verwordt tot een ideologie, en de Kerk, die geroepen is een mystiek lichaam te zijn, gedraagt zich als een politieke actiegroep.

Christus zelf zei: “Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt?” (Mattheüs 7:3). Dit is geen vrome aansporing tot nederigheid; het is een fundamentele waarschuwing voor een spirituele ziekte die het zicht op God en onszelf vertroebelt.

De splinter is de zichtbare zonde van de seculiere wereld – abortuswetgeving, euthanasiepraktijken. De balk is de onzichtbare, maar veel gevaarlijkere, spirituele toestand van de strijder zelf: de trots, de onbarmhartigheid, de angst, en het vergeten van de eigen, diepe behoefte aan genade.

De Politieke Christelijke Strijder

Wie de hedendaagse, meer gepolitiseerde pro-life beweging observeert, kan niet anders dan een bepaalde ‘spirit’ herkennen, een onderliggende energie die de sfeer bepaalt. Het is een sfeer van koortsachtige urgentie, van constante onrust. Ik heb veel katholieken ontmoet die door deze geest worden gedreven. Hun leven en gesprekken worden vaak gedomineerd door dit ene, allesoverheersende thema. Het is alsof ze permanent op een spiritueel front verblijven, waar elke dag nieuwe veldslagen worden gevoerd tegen de ‘cultuur van de dood’.

Deze energie is opvallend vergelijkbaar met die van seculiere actiegroepen. Wanneer ik spreek met vurig toegewijde katholieke activisten, voel ik dezelfde intense, bijna grimmige vastberadenheid die ik heb waargenomen bij aanhangers van bewegingen als Extinction Rebellion. De psychologische mechanismen zijn identiek. Er is een duidelijk afgebakende vijand (de liberale politiek, de seculiere media, de ‘mainstream cultuur’). Er is een gevoel van morele superioriteit, voortkomend uit het besef aan de ‘juiste kant’ van de geschiedenis te staan. En er is een diepe, onderliggende angst: als wij niet vechten, als wij de lijn niet vasthouden, stort de hele beschaving in. Honderdduizenden kinderen zullen sterven, en de schuld zal deels de onze zijn.

Deze mentaliteit, hoe begrijpelijk ook, is spiritueel verstikkend. Het verlegt de focus van het innerlijke leven naar een externe strijd. Het gebed wordt een strategisch wapen voor politiek succes, in plaats van een overgave aan de wil van God. De sacramenten worden een soort spirituele brandstof voor de activistische motor. Het gesprek met medegelovigen wordt al snel een test van ideologische zuiverheid. Ben je wel radicaal genoeg in je afwijzing van de tegenstander? Steun je wel de juiste initiatieven? De vrede die Christus belooft – “Mijn vrede geef Ik u, niet zoals de wereld die geeft” (Johannes 14:27) – is ver te zoeken. In plaats daarvan heerst er een onvrede, een boosheid en een permanente staat van agitatie die kenmerkend is voor de politieke arena, niet voor het Koninkrijk van God.

Deze gemoedstoestand kan een ziel jarenlang domineren. De strijd wordt een identiteit. Men is niet langer primair een kind van God dat zijn weg zoekt naar heiligheid, maar een soldaat in een cultuuroorlog. De zonde van de wereld wordt een obsessie, een donkere spiegel waarin men voortdurend kijkt, en men vergeet het enige landschap dat God ons werkelijk heeft gegeven om te cultiveren: de tuin van onze eigen ziel.

Een Deugd die Gek is Geworden

Hoe kon het zover komen? Hoe kon een oprechte zorg voor de meest kwetsbaren onder ons muteren in een vorm van politiek activisme die zo vervreemd is van de heilige geest? De Engelse bekeerling G.K. Chesterton bood in zijn meesterwerk Orthodoxie een diagnose. Hij stelde dat de moderne wereld niet zozeer lijdt aan een gebrek aan deugden, maar aan “christelijke deugden die gek zijn geworden”. Een deugd, zo stelde hij, wordt een destructieve kracht wanneer ze wordt geïsoleerd van haar zusterdeugden en tot een absolute, allesoverheersende waarheid wordt verheven.

Dit is denk ik precies wat er gebeurt. De keuze voor leven is een christelijke deugd. Maar ze is op een eiland gezet, losgerukt.

Ten eerste is ze geïsoleerd van nederigheid. De constante focus op de zonde van de ander leidt onvermijdelijk tot een vorm van farizeïsme. De activist wordt een expert in het diagnosticeren van het kwaad in de structuren van de samenleving, maar blind voor de structuren van zonde in het eigen hart. De balk van het eigen oordeel, de eigen hardheid en de eigen trots blijft onzichtbaar.

Ten tweede is ze geïsoleerd van barmhartigheid. In de abstracte strijd voor ‘het leven’ wordt de concrete, complexe en vaak tragische situatie van de individuele mens soms uit het oog verloren. De vrouw die voor een onmogelijke keuze staat, wordt gereduceerd tot een symbool van de ‘cultuur van de dood’. De barmhartigheid, die altijd zoekt naar de gewonde mens achter de zonde, wordt vervangen door een hard, principieel oordeel. Men vergeet dat Christus niet zei: “veroordeel de zonde”, maar: “ga heen en zondig niet meer”, en dat dit laatste altijd volgde op een daad van radicale, persoonlijke vergeving en liefde.

Ten derde is deze deugd geïsoleerd van een juist begrip van vrijheid. In de drang om via wetgeving goed gedrag af te dwingen, vergeet men dat God de mens vrij heeft geschapen, zelfs om foute keuzes te maken. Christelijke moraal kan nooit volledig worden opgelegd door een seculiere staat. Het christelijk getuigenis is er een van uitnodiging, niet van dwang. Door de focus te verleggen naar politieke macht en wetgeving, wordt de veel moeilijkere, maar enige waarachtige weg van persoonlijke bekering en culturele evangelisatie verwaarloosd.

Dit leidt tot de kern van de diagnose: deze beweging is, in haar methoden, niet traditioneel maar diep modern.

Ze heeft het fundamentele denkkader van de moderniteit – dat verandering primair wordt bewerkstelligd door politieke macht, sociale engineering en controle – volledig omarmd. Ze vecht tegen de symptomen van de moderne goddeloosheid met de wapens van de moderniteit zelf. Dit is een capitulatie. In plaats van de wereld een radicaal ander model voor te houden, dat van genade en persoonlijke transformatie, accepteert men de regels van het seculiere politieke spel en probeert men dat spel beter te spelen dan de tegenstander. Men vergeet dat wij niet geroepen zijn om dat spel te winnen, maar om een geheel ander spel te spelen.

De weg naar binnen, de weg naar God

Wat is dan het christelijke alternatief? Is het een apathische terugtrekking uit de wereld? Een stilzwijgende acceptatie van het kwaad? Geenszins. Het alternatief is geen mindere vorm van strijd, maar een oneindig veel radicalere en moeilijkere strijd. Het is de strijd die wordt samengevat in het meest fundamentele gebed van de christelijke traditie, het Jezusgebed: “Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij, zondaar.”

Dit gebed is het tegengif voor de politisering van het geloof. Let op de richting van de pijl. Deze wijst niet naar buiten, naar de zondaar in Den Haag of Brussel. Ze wijst onverbiddelijk naar binnen, naar het eigen hart. Het uitgangspunt van elke authentieke christelijke actie is de erkenning van de eigen gebrokenheid. Ik ben de zondaar. Ik heb de genezing van Christus nodig. Mijn oordelen over anderen zijn waardeloos, zolang ik niet eerst de diepte van mijn eigen duisternis heb erkend en deze aan het licht van Christus heb toevertrouwd.

De politieke activist wil het Koninkrijk van God bouwen door de wereld te veranderen. De christen weet dat het Koninkrijk van God begint met de overgave van het eigen hart. “Het Koninkrijk van God is binnenin u,” leert Christus (Lucas 17:21). Het is geen aards koninkrijk dat we met politieke middelen kunnen vestigen. Onze Koning is reeds gekroond, niet op een troon van macht, maar op het hout van het Kruis. Zijn overwinning was geen politieke triomf, maar een daad van totale zelfgave en barmhartigheid.

Door de strijd te politiseren, verraden we dit Koningschap. We impliceren dat Christus’ overwinning incompleet is en dat wij, de soldaten van Zijn aardse leger, de klus moeten klaren met de botte instrumenten van wetten en lobbywerk. We vergeten dat de ware kracht van de Kerk nooit in haar politieke invloed heeft gelegen, maar in de transformerende kracht van haar heiligen – mannen en vrouwen die de wereld niet veranderden door haar te veroordelen, maar door haar lief te hebben met de radicale, zelfopofferende liefde van Christus.

De weg vooruit is dus een weg naar binnen. Het is de weg van dagelijkse bekering, van het gebed in de binnenkamer, van het geduldig dragen van het eigen kruis. Het is het beoefenen van barmhartigheid in onze directe omgeving. Pas vanuit die diepe, innerlijke verankering kan een authentiek christelijk getuigenis naar buiten toe ontstaan. Dat getuigenis zal niet primair de vorm hebben van een protest, maar van een uitnodiging. Het zal niet spreken met de stem van boosheid en angst, maar met de stille kracht van vreugde, vrede en een onwankelbaar vertrouwen in de uiteindelijke overwinning van God, een overwinning die niet afhangt van onze politieke successen.

Wie is Werkelijk uw Koning?

Is dit een pleidooi om onverschillig te zijn over het onrecht van abortus en euthanasie? Integendeel. Het is een pleidooi om dit onrecht te bestrijden met de juiste wapens en vanuit de juiste geest. De retorische truc van de activist – “Dus je wilt dat we gewoon niets doen terwijl kinderen worden vermoord?” – is een valse tegenstelling. De keuze is niet tussen politiek activisme en apathische stilte. De keuze is tussen een strijd die wordt gevoerd op de voorwaarden van de wereld, en een strijd die wordt gevoerd op de voorwaarden van het God.

De uitdaging begint met het confronteren van de balk in ons eigen oog. Het vereist de moed om onze eigen woede, onze eigen zelfrechtvaardiging en onze eigen angst onder ogen te zien als zonden die ons scheiden van God. Het vereist dat we de liefde voor de zondaar – elke zondaar, inclusief onszelf – boven de haat voor de zonde plaatsen.

Daarom is de uiteindelijke vraag niet: “Hoe winnen we de cultuuroorlog?” De vraag is: “Wie is mijn Koning?” Is het een politiek ideaal, een morele kruistocht, een angst voor maatschappelijk verval? Of is het Jezus Christus, de gekruisigde en verrezen Heer, die mij oproept om eerst mijn eigen hart aan Hem te geven, voordat ik de wereld probeer te redden?

Laat ons vooral leren om zondaars te zijn die knielen voor het kruis. Want alleen daar, in de erkenning van onze eigen diepe nood, begint de ware christelijke strijd.

Een strijd die niet wordt gewonnen met spandoeken en leuzen, maar met een gebroken en berouwvol hart.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *