De Kerk als Struikelblok

Er is een vreemde dynamiek in het zoeken naar God in deze moderne tijd. Het begint vaak niet met een helder verlangen, maar met een subtiele onvrede; het knagende besef dat de carrière die je hebt opgebouwd en de oppervlakkige successen die de wereld je biedt, een diepere leegte onberoerd laten. In de stilte van het digitale tijdperk ontdek je online een verborgen rijkdom: priesters die spreken met vuur, denkers die de geest verheffen, een glimp van een gemeenschap van de geest die wetten en regels overstijgt. Je proeft, misschien voor het eerst, iets van het hemelse koninkrijk. Gesterkt door deze hoop stap je op zondagochtend de lokale parochie binnen.

En de deur slaat in je gezicht. Niet letterlijk, natuurlijk. De mensen zijn op zich vriendelijk en de koffie na de mis is warm (als je geluk hebt, soms is de koffie alleen voor de vrijwilligers) . Maar de sfeer is er een van een buurthuis op zijn laatste benen. De preek is een herhaling van het journaal: Oekraïne, Israël, oorlog. Een lauwe opeenstapeling van platitudes. De schuldbelijdenis wordt discreet weggelaten, want die vinden de parochianen zo confronterend; we doen het toch goed met z’n allen? De mededelingen gaan over het vullen van vrijwilligersroosters, het onderhoud van het lekkende dak, en de collecte voor een dieselgenerator voor de Oekraïne. Een dieselgenerator. Alsof dat de missie is. Alsof dat de boodschap is waarvoor de martelaren hun bloed hebben vergoten.

Dit is de grote paradox, het struikelblok van de moderne Kerk. De plek die een poort naar de hemel zou moeten zijn, voelt al te vaak als de bestuurskamer van een failliete stichting, met bestuursleden die klagen dat ze niemand kunnen vinden. “Waar moet het heen?” De meest voor de hand liggende reactie is om je om te draaien en weg te lopen. Om te concluderen dat de ware Kerk “ergens anders” is – online, in boeken, of in de veilige cocon van je eigen, private geloof. Maar wat als deze afstotende, onvolmaakte façade geen vergissing is? Wat als het een vraag is, direct aan jou gesteld: “Wil je het echt?”

De Babylonische Ballingschap

Om de crisis te begrijpen, moeten we haar durven benoemen met een beeld zo oud als het geloof zelf. De zichtbare Kerk in het Westen leeft in een staat van Babylonische ballingschap. Net als het volk Israël in de oudheid, dat werd weggevoerd uit Jeruzalem en gedwongen werd te leven in een vreemd land met vreemde goden, zo is de Kerk vandaag de dag spiritueel verbannen. Ze leeft niet langer in haar eigen land – het Koninkrijk van God – maar in het land van de moderniteit, een rijk dat wordt geregeerd door de afgoden van nut, efficiëntie en materialisme. Deze gevangenschap is geen externe dwang, maar een innerlijke vervreemding. We hebben de taal van Babel leren spreken en zijn onze eigen heilige taal vergeten. De symptomen van deze spirituele ballingschap zijn overal.

We zien een Kerk die geobsedeerd is door haar eigen overleving. De angst voor leegloop en sluitende gebouwen leidt tot een krampachtige focus op institutioneel zelfbehoud. De “gemeenschap van de geest” wordt gereduceerd tot een set beheersbare activiteiten. We zijn druk, gestrest zelfs, maar waarmee? Met het organiseren van het volgende concert, het vullen van het koor, het zorgen dat de parochie “draait”. We zijn verworden tot de Martha’s van het Evangelie, druk met vele dingen, maar het ene nodige hebben we vergeten.

We zien een Kerk die haar unieke, eschatologische roeping heeft verruild voor de rol van een NGO. De primaire focus is niet langer het voorbereiden van zielen op het hemelse koninkrijk, maar het oplossen van de problemen van het wereldse. Het inzamelen van geld voor Oekraïne of de vluchtelingen – op zichzelf een nobele daad – wordt de kern van haar identiteit.

Het is niet de Kerk in Afrika die primair in nood is; de Kerk is in nood hier. Het Westen is het ware missiegebied, een spirituele woestijn waar de maatschappij zelf “naar de hel gaat” omdat ze haar leven en haar hart niet langer in de waarheid neerzet. Door onze blik naar buiten te richten, negeren we de balk in ons eigen oog. Het is een vorm van arrogantie, een weigering om onze eigen diepe, spirituele armoede onder ogen te zien.

En dan is er de verlammende erfenis van het misbruikschandaal. De Kerk, geconfronteerd met haar eigen zonde, lijkt gevangen in een cyclus van schuld en zelfkastijding. In plaats van te leiden tot een collectieve bekering, leidt het vaak tot een defensieve, naar binnen gekeerde houding. Een eindeloos spreken over het verleden, een wanhoop, dat het spreken over de toekomst onmogelijk maakt.

Dit alles is de duisternis, de leugen waarin we leven. De leugen dat de Kerk gered kan worden door betere marketing, efficiënter management of meer sociale projecten. Het is de leugen dat we de Heilige Geest kunnen organiseren.

Het Struikelblok

En toch. Wat als deze schijnbaar falende, gebroken Kerk geen ongeluk is, maar een integraal onderdeel van Gods plan in deze tijd? Wat als de Kerk, als Lichaam van Christus, de weg van haar Hoofd moet gaan – een weg die niet leidt van succes naar succes, maar door lijden, vernedering en de schijnbare afwezigheid van God? Wat als God juist hier aanwezig is, zoals in de beproeving van Job, of zoals in de schreeuw van Christus aan het kruis: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”

Dit is de Stille Zaterdag van de Kerk. Het is de periode tussen de kruisiging en de verrijzenis, waarin al het wereldse succes is weggenomen en alleen het naakte geloof overblijft. De moderne, “afstotende” Kerk fungeert als een goddelijke filter. Ze weert de spirituele consument, de zoeker naar esthetische ervaringen of gezellige gemeenschap. Ze stoot degenen af die komen voor wat de Kerk geeft, in plaats van voor Wie de Kerk is.

Het mysterie van het Kruis is dat God zijn goddelijkheid verborg in de schande van een gemartelde. De menigte zag geen koning, maar een mislukkeling. Alleen degenen met geloofsogen konden door het schandaal heen de Zoon van God herkennen. Zo is het ook met de Kerk. Haar heiligheid is vandaag de dag verborgen onder de littekens van haar zonden, haar wijsheid onder de banaliteit van haar wereldse zorgen, haar goddelijk leven onder de schijnbare dood van haar structuren.

De Kerk in haar huidige staat vraagt niet om onze bewondering; ze vraagt om onze liefde. Ze vraagt niet om consumenten die haar diensten afnemen, maar om gelovigen die bereid zijn met haar te lijden. De vraag “Wil je het echt?” is de vraag of je Christus wilt volgen, zelfs wanneer Hij zich hult in de meest onherkenbare en afstotende gedaante: die van Zijn onvolmaakte, zondige Bruid.

De Kerk van Christus Vinden in de Kerk van de Mensen

Waar is dan de ware Kerk? Ze is niet “ergens anders”. Ze is precies hier, verborgen in het volle zicht.
Ze is aanwezig in de Eucharistie, waar, ondanks het slechte koor en de oppervlakkige preek, Christus Zichzelf aan ons geeft.
Ze is aanwezig in de biechtstoel, waar de genade stroomt, zelfs als de priester een vermoeide, zondige man is.
Ze is aanwezig in de jonge gelovigen die, tegen de stroom van de tijd in, het vuur van de Geest ontdekken en de Kerk binnenkomen, niet vanwege haar uiterlijke glorie, maar ondanks haar uiterlijke armoede.
Ze is aanwezig in de stilte van een lege kapel, waar men, voorbij de drukte van het activisme, in aandacht kan wachten op de komst van de Heer.

De ware Kerk is geen perfecte organisatie die we moeten vinden; wij zijn de Kerk van Christus. Wij, de gemeenschap van zondaars, zijn het Lichaam dat geroepen is om heilig te worden. De crisis van de Kerk is onze crisis. Haar falen is ons falen. Maar haar roeping is ook onze roeping. De vraag is niet langer wat de Kerk voor ons kan doen, maar wat wij, door de genade van God, voor en als de Kerk kunnen zijn. We zijn geroepen om zelf dat licht te worden dat we in de structuren missen, om zelf dat getuigenis te zijn dat we van anderen verwachten.

Geloof Tegen Alle Hoop in

Het is gemakkelijk om de Kerk lief te hebben als ze triomfeert. Het is een daad van geloof om haar lief te hebben in haar vernedering. De huidige staat van de Kerk is geen reden tot cynisme of wanhoop, maar een uitnodiging tot een dieper, meer volwassen geloof. Het is de oproep tot een geloof tegen alle hoop in (Romeinen 4:18).

Laat je niet afschrikken door de Kerk van de mensen, met haar dieselgeneratoren en haar interne strijd. Zie het als de doornenkroon die het ware gelaat van Christus verbergt. Kijk erdoorheen. De vraag “Wil je het echt?” is de meest genadevolle vraag die God ons vandaag kan stellen. Want het dwingt ons om te kiezen, niet voor een instituut, niet voor een cultuur, niet voor een gemeenschap, maar voor een Persoon.

En in die keuze, en alleen in die keuze, zullen we de Kerk vinden, en onszelf.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *