Onze Afgod: De Mening van Anderen

Bij dit artikel: Narcissus (ca. 1597-1599) van Caravaggio

In een donkere, onbestemde ruimte knielt een jongeman, zijn lichaam in een onmogelijke boog gekromd. Zijn hele wezen is gefocust op het wateroppervlak onder hem. Hij zoekt geen verfrissing; hij is volledig in de ban van zijn eigen spiegelbeeld. Caravaggio’s Narcissus is een meesterwerk van obsessie. De jongeman is gevangen in een gesloten circuit van zelf-adoratie, blind voor de wereld om hem heen, op weg naar zijn ondergang.

Dit is niet slechts een mythe; het is een spiegel voor de moderne ziel. We denken dat onze onophoudelijke jacht naar waardering gericht is op de blik van de Ander – en die Ander kan iedereen zijn: de directeur van wie we denken dat diens goedkeuring onze carrière bepaalt; de collega wiens respect we willen winnen; de vrouwen of mannen van wie we begeren dat ze ons zien; de leraren en ouders wier stempel uit onze jeugd nog altijd op onze ziel drukt. Maar in wezen zoeken we niet hen; we zoeken onszelf in hun ogen. We smeken om een spiegelbeeld dat ons vertelt dat we succesvol, slim en waardevol zijn. Onze ware afgod is niet de Ander, maar het perfecte beeld van onszelf dat we via de Ander hopen te zien. En als ze dat niet geven worden we vaak zelfs boos. En in deze narcistische zoektocht doen we God (en onszelf) het grootste tekort.

Het Onrustige Hart en de Verkeerde Rustplaats

De wortels van deze diepe spirituele misoriëntatie liggen vaak in onze vroegste ervaringen. Als kinderen leren we dat waardering voorwaardelijk is, een beloning voor prestatie. We raken getraumatiseerd door deze economie van de liefde, en ontwikkelen een afhankelijkheid van externe bevestiging die ons hele leven kan achtervolgen.

De grote kerkvader Augustinus van Hippo doorgrondde deze menselijke conditie als geen ander. In zijn Belijdenissen beschrijft hij zijn eigen rusteloze jacht naar de lof van mensen en de bevrediging van zijn trots. Hij concludeert met de onsterfelijke woorden: “Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U, o God.” Onze innerlijke onrust is een door God gegeven kompas dat ons naar Hem toe zou moeten leiden. Maar in onze narcistische wond richten we het kompas horizontaal. We zoeken de rust die alleen God kan geven in de vluchtige en troebele spiegel van de menselijke blik. We proberen een oneindige dorst te lessen met een druppel zout water.

De Radicale Remedie van Kempis

Als Augustinus de diagnose stelt, biedt Thomas à Kempis in zijn klassieker De Navolging van Christus de radicale remedie. Hij doorziet met een genadeloze helderheid de ijdelheid van onze zoektocht. Hij schrijft: “Streef niet naar de schaduw van een grote naam… Als je wilt dat je iets nuttigs weet en leert, verlang er dan naar onbekend te zijn en voor niets te worden gehouden.”

Dit is geen oproep tot zelfhaat, maar tot de ultieme bevrijding. Thomas à Kempis begrijpt dat zolang onze innerlijke vrede afhangt van de meningen van anderen, we slaven zijn. De ware vrijheid ligt niet in het vergaren van lof, maar in een diepe onthechting ervan. Het is het loslaten van de obsessieve vraag “Wat denken ze van mij?” en deze vervangen door de enige vraag die ertoe doet: “Wat denkt God van mij?” Dit is de kern van de christelijke paradox: we vinden ons ware zelf pas als we stoppen met het verwoed zoeken naar ons ego in de spiegel van de wereld (Matteüs 16:25).

Gevangen in het Donker

Keren we terug naar Caravaggio’s schilderij. Het meest veelzeggende is de duisternis die Narcissus omhult. Hij is volkomen geïsoleerd. Zijn obsessie met zijn eigen beeld heeft hem afgesneden van elke andere realiteit. Er is geen landschap, er zijn geen andere mensen, er is geen licht van boven.

Dit is de spirituele staat van de mens die zijn waardering zoekt in zichzelf. Het is een leven in het donker, eenzaam en steriel. De blik die naar binnen is gekeerd, kan geen genade van buiten ontvangen. De handen die het eigen spiegelbeeld omklemmen, kunnen niet geopend worden om de naaste te dienen of om Gods zegen te ontvangen. Zoals Narcissus wegkwijnt bij het stilstaande water, zo kwijnt de ziel weg die zich voedt met de lege calorieën van zelf-liefde en menselijke eer.

De Blik die Bevrijdt

De weg uit deze gevangenis is een bewuste en dagelijkse heroriëntatie van onze blik. Het is een afkeren van de spiegel en het opheffen van het hoofd. Het is de moed om de prestatie-liefdes-economie te verruilen voor de genade van het Koninkrijk Gods. In dat Koninkrijk wordt onze waarde niet bepaald door wat we doen, maar door wie we zijn: geliefde kinderen van de Vader.

De blik van de wereld, die ons beoordeelt en weegt, leidt tot uitputting. De blik van God, die ons kent en onvoorwaardelijk liefheeft, is de enige plek waar ons onrustige hart, zoals Augustinus ontdekte, eindelijk thuis kan komen en zijn ware rust kan vinden.

Een diepe, helende vrede die in één woord kan worden samengevat.

שָׁלוֹם


P.S. Het Hebreeuwse woord hierboven is ‘Shalom’. In onze taal vertalen we dit meestal met ‘vrede’, maar dat woord dekt de lading niet. Shalom is niet slechts de afwezigheid van conflict; het is een staat van complete heelheid, welzijn en harmonie. Het beschrijft de diepe, innerlijke rust die ontstaat wanneer een mens in de juiste verhouding staat tot God, tot zijn naaste en tot zichzelf. Het is de ‘rust’ waar het onrustige hart van Augustinus naar zocht; de vrede die niet de wereld geeft, maar God alleen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *